Wat ik tegen Rutte had willen zeggen

Ik had het helemaal voorbereid, mijn gesprek met Rutte. Ik ging hem overvallen tijdens het plenaire gesprek met de bewoners in aanwezigheid van de pers. Maar toen puntje bij paaltje kwam zag ik ervan af. Wat was er aan de hand?

De kabinetsreactie in Garmerwolde bleek tot op de seconde geregisseerd. Eerst plenair met R&V (lees hier Rutte en Vijlbrief), bewoners en pers. Daarna R&V met pers, zonder bewoners. Daarna R&V met bewoners, zonder pers. Het gaf een hoop gedoe. Eerst moest iedereen blijven zitten, toen weer niet, er werd eindeloos gesjouwd met stoelen om vervolgens te eindigen met een borrelachtige opstelling van statafeltjes waar je met z’n zessen aan kon hangen. Als je geluk had liep Rutte langs om een gezellig praatje te maken. Daar kwam ik niet voor.

Bij navraag bleek dat dit alles op verzoek van het ministerie was, ik neem aan dat van Rutte. Want die is wel van de verdeel en heers, en die heeft het niet zo op een zaal vol bewoners die het hem wel eens moeilijk konden maken. Eigen veiligheid eerst, zal hij gedacht hebben.

Dit is wat ik tegen Rutte had willen zeggen:

Meneer Rutte,

Als u door Den Haag fietst met een appeltje in de hand hoeft u niet bang te zijn. Als minister-president van dit land wordt u beveiligd, soms zichtbaar, vaak onzichtbaar. U mag niets overkomen, u bent altijd veilig.

Als ik op mijn fiets zit en boodschappen doe in Loppersum, ben ik dat niet. Komt er op dat moment een zware aardbeving, dan kan ik de kerktoren op mijn hoofd krijgen. Ben ik op dat moment thuis, dan ren ik in paniek mijn krakende en scheurende huis uit. Ik ben in Groningen nergens veilig.

En nu staat u hier om ons te vertellen dat het goed gaat komen. Ik geloof er niet meer in. Als historicus moet u weten dat één van de pijlers van de democratie vertrouwen in de overheid is. Dat vertrouwen heb ik hier met eigen ogen zien afbrokkelen. En dat, meneer Rutte, heeft u laten gebeuren.

En daar stel ik u verantwoordelijk voor.

Ook op beeld te zien: https://nos.nl/l/2472872

Een overrompelende vraag voor Rutte

En opeens is het zover. Denk je rustig van een welverdiende meivakantie te gaan genieten, moet je opdraven in Garmerwolde. Omdat Rutte en Vijlbrief de kabinetsreactie gaan geven op het rapport “Groningers boven Gas”. Veel vroeger dan verwacht en nog wel midden in het meireces van de Tweede Kamer. Zou het toeval zijn dat twee maanden geleden het rapport zelf gepresenteerd werd aan het begin van het krokusreces? Ik betwijfel het.

Ik was erbij op 24 februari in Garmerwolde, toen Tom van der Lee het eindrapport van de enquêtecommissie gaswinning aanbood aan de voorzitter van de Tweede Kamer. En omdat ik er toen bij was, mag ik er nu weer bij zijn. Om half zes vanmiddag had ik de uitnodiging al binnen. Om één minuut over half zes had ik me aangemeld. Dit wil ik niet missen, ik móet erbij zijn nu ik de kans krijg.

In de uitnodiging staat: er is gelegenheid voor u om met Rutte en Vijlbrief in gesprek te gaan. Daar staan 45 minuten voor, dus dat wordt kiezen. Ik ga voor Rutte. Maar wat wil ik dan tegen hem zeggen of aan hem vragen? Denkt u dat Groningen blij is met deze kabinetsreactie; wanneer gaat u uw excuses maken; weet u dat het niet aan het kabinet is om te bepalen waar de ereschuld uit bestaat maar aan ons, de gedupeerden; weet u dat u een slechte premier bent; weet u…

Gelukkig heb ik nog vier dagen de tijd om die ene scherpe, overrompelende vraag te bedenken die hem uit zijn evenwicht zal brengen.

Ereplek

Ik kijk al een paar weken tegen de stapel eindrapporten van de enquêtecommissie gaswinning aan. Ik heb ze in huis om ze eens grondig te gaan bestuderen, want hier staat de waarheid over wat ons is aangedaan zwart op wit: onze belangen zijn structureel genegeerd. Als ik de stapel aan anderen laat zien zijn ze diep onder de indruk, voor eventjes, want al gauw zappen ze weg naar de orde van de dag.

Mij lukt dat niet, want deze stapel heeft de afgelopen elf jaar mijn leven beheerst, ze staat symbool voor míjn orde van de dag, míjn leven sinds augustus 2012. En het einde is nog niet in zicht, want de eerste scheuren zijn al weer verschenen in mijn versterkte huis. In mijn dorp gaat binnenkort een huis tegen de vlakte (sloop-nieuwbouw) en wordt het huis van mijn bejaarde buren herbeoordeeld. Ze waren net zo blij dat hun huis veilig was en nu moeten ze zich weer zorgen maken.

Ondertussen neem ik me dagelijks voor de rapporten te lezen en erover te schrijven, maar het lukt me niet. Ik weet precies wat erin staat, want ik heb het zelf meegemaakt. En de gevolgen draag ik dagelijks met me mee, in mijn lijf en in mijn ziel. Meer dan dit kan ik niet dragen. De rapporten krijgen, ongelezen, een ereplekje in de boekenkast. Met dank aan de enquêtecommissie die voor de eeuwigheid heeft vastgelegd: we hebben altijd gelijk gehad.

Ereschuld

Ik raak met vrienden aan de praat over het woord ‘ereschuld’. Wat is dat eigenlijk, wat wordt daarmee bedoeld? Eerst maar even vragen aan de van Dale: ereschuld is een schuld die je juridisch niet, maar moreel wel verplicht bent om te voldoen. Het is dus een schuld die je niet kunt afdwingen, hij is niet opeisbaar. Maar het is moreel wel netjes om de schuld in te lossen.

Het woord ‘ereschuld’ neemt een grote plek in in het eindrapport van de enquêtecommissie gaswinning. Dat is terecht want aan moraal heeft het jarenlang ontbroken, het gas is willens en wetens boven de Groningers gesteld in plaats van andersom.

Wij, drie Groningers, vragen ons af wanneer voor ons de ereschuld ingelost zou zijn. We staan er niet allemaal gelijk in, maar over één ding zijn we het eens: het begint voor ons bij oprechte, gemeende, berouwvolle excuses. Uitgesproken namens de politiek bij monde van Vijlbrief (absoluut niet Rutte!). Eén van ons wil ook een persoonlijke excuusbrief (‘we hebben u in de steek gelaten’) ontvangen van de burgemeester van Eemsdelta, de zwaarst getroffen gemeente.

Daarna moeten vanzelfsprekend alle aanbevelingen van de enquêtecommissie uitgevoerd worden, of die nou onder ereschuld vallen of niet. Over dat laatste valt trouwens nog wel wat te zeggen. Een andere keer.

Tenslotte: wie bepaalt of de ereschuld is ingelost? Dat zijn wij, de Groningers die gedupeerd zijn door de gaswinning. Er zal dus op een gegeven moment aan ieder van ons gevraagd moeten worden: is voor jou de ereschuld zo ingelost? Zo nee, wat is daar nog meer voor nodig?

Terug bij af

Toen eind jaren ’50 van de vorige eeuw aardgas werd gevonden in Slochteren was de euforie groot. Het was het begin van een enorme welvaart voor het hele land (behalve voor Groningen) en het einde van het slepen met kolen om je huis warm te houden. Ik heb het nog meegemaakt, met het hele gezin om de kolenkachel zitten, de enige warmtebron in ons huis.

Nu maak ik weer een energietransitie mee. We moeten stoppen met aardgas en overgaan naar duurzame energiebronnen. Dat de winning van aardgas is uitgelopen op een ramp voor de bewoners van Groningen is inmiddels algemeen bekend. Dat dit nooit meer mag gebeuren is klip en klaar.

waterstof

Tot mijn verbijstering denken de Groningse provinciebestuurders daar anders over. Euforisch zijn ze over de komst van een groene waterstoffabriek op zee, boven de Waddeneilanden. Met een pijplijn naar Groningen. ‘Wij zien dit als het nieuwe Groningse goud dat groen, gezond en niet bedreigend is’, zegt gedeputeerde IJzebrand Rijzebol.

Daar gaan we weer. Riepen ze in 1960 ook niet zoiets? Nou, dat hebben we geweten. Waterstof niet bedreigend en de ammoniak die erbij gebruikt wordt ook niet? Ammehoela. Lees dit rapport van TNO er maar op na:

“Naast een grote belasting van de infrastructuur en verhoging van risico’s trekt transport van gevaarlijke stoffen, zoals waterstof en ammoniak, een grote wissel op stedelijke ontwikkeling in de buurt van spoor, water en wegen, omdat de potentiële effecten van een incident heel ver kunnen reiken”. (onderstreping door mij)

Hebben de provinciale bestuurders dan echt niets geleerd van de aardgasramp?