Hans-je en Lies-je zijn ge-schrok-ken
Er is een be-ving ge-weest
Het he-le huis schud-de
Ma-ma moest erg hui-len
Ze is bang dat het huis in-stort
Hans-je en Lies-je be-den-ken een plan
Ze ma-ken al-les met touw-en aan el-kaar vast
De ta-fel, de stoe-len, de mu-ren, de schoor-steen
Zo stop-pen Hans-je en Lies-je de be-vings-pro-ble-ma-tiek