Het liefst zou ik dit jaar afsluiten met een heel blij blogje. Ons huis is versterkt, dat zou toch genoeg reden moeten zijn voor een feestje: een huis vol vrienden met de Kerst en een spetterend festijn om het nieuwe jaar mee te verwelkomen. Maar dat gaat niet gebeuren, geen zin, niet voor in de stemming.
Belangrijkste reden: ik kan niet uit mijn bol gaan terwijl in Oekraïne mensen in de kou zitten, honger hebben en de Russische raketten dagelijks hun leven bedreigen. Terwijl miljoenen Oekraïners ontheemd zijn en zich afvragen of ze ooit nog naar huis terug kunnen.
Andere belangrijke reden: er zitten in Groningen nog veel te veel bewoners in de diepe ellende. Wonend in hun onveilige, gescheurde huizen of in krappe tijdelijke woningen. Niet wetend waar ze aan toe zijn, velen al jaren aan het lijntje gehouden. Wel wetend dat de uitkomst van de Parlementaire Enquête Gaswinning misschien koppen zal doen rollen, maar niets aan hun situatie zal verbeteren.
Laatste reden: het was privé een zwaar jaar.
Het liefst zou ik dit jaar afsluiten met een heel blij blogje. Maar het zit er gewoon niet in. Dit was geen blij jaar. Blije momenten, mooie ontmoetingen en dierbare vrienden om me heen, ja dat gelukkig wel. Maar ik denk dat ik pas echt weer blij kan zijn als de oorlog in Oekraïne voorbij is en iedereen in Groningen zich weer veilig voelt in zijn eigen huis.

Ik vertel verder en merk dat ik nog dagen lang door zou kunnen gaan. De toestand in Groningen laat zich niet in één, twee of drie uur vertellen. Nog los van het feit dat ik dat zelf niet opbreng. Ze luisteren aandachtig, stellen goede vragen, leven mee, uiten hun ongeloof en verontwaardiging. Ik wil met ze delen hoe groot het onrecht is dat ons wordt aangedaan. Omdat ze mijn familie zijn, omdat ik ze nodig heb om de lange strijd om gerechtigheid vol te houden.
En toch zit ik nu weer te schrijven, heeft in mij zich iets geroerd. De woorden zijn uit hun schuilplaats te voorschijn gekomen, er moet weer wat gezegd worden. Over hoe ik mijn best doe òm de aardbevingen heen te leven, over hoe ik probeer mezelf met leuke dingen af te leiden van de Groningse realiteit. Over hoe die realiteit zich gewoon aan blijft dienen als, ja inderdaad, een fact of life.
Bé houdt van vette klei, dus de kaplaarzen moeten aan. Ook houdt hij van slecht weer, want: ‘Dan kun je met de koster praten over wat hij ziet en meemaakt’. Waarom je alleen bij regen een koster tegenkomt en niet bij zonneschijn is me een raadsel, maar Bé zal er wel verstand van hebben, hij is wethouder tenslotte.